De dochters van Zelofchad

De dochters van Zelofchad

Toespraak Alex van Heusden

Serie: De stem van vrouwen (6)

Gelezen: Numeri 27

Er zijn woorden gesproken en op schrift gesteld. Heilige Schrift. Die woorden koesteren wij in ons midden, wanneer wij hier bijeen zijn. Volkomen woorden. In alle talen. Volkomen wil zeggen: geheel en al verstaanbaar, want gesproken in mensentaal, op mensen toegesneden, richtinggevend, oriëntatie voor hoofd en hart. … de taal schakeren naar alle spraak en woorden – zoals Gerrit Achterberg dichtte.

Geen geheimtaal, geen verborgen code. Eén grote oproep tot solidariteit tussen mensen wereldwijd. Dus niet ‘eigen volk eerst’. Niet mensen opzetten tegen elkaar, geen cultuur van tweespalt, haat en achterstelling. Dat allemaal niet. Maar wel alles wat mensen nader brengt tot elkander, over grenzen en scheidsmuren heen; alles wat mensen opricht en ten goede komt – adem van leven.

We hoorden een fragment uit het boek Numeri. ‘Getallen’ betekent die naam – want er vindt in dat boek een aantal tellingen plaats. ‘Tel de hoofden van heel de gemeente van de zonen van Israël…’ (Numeri 1:2). Daar begint het mee. In de Joodse traditie heet het boek Bemidbar, ‘In de woestijn’. En wordt verteld hoe het volk daar rondtrok, veertig jaar lang.

Bijbels gesproken is de woestijn een grimmig oord van beproeving. Een leerschool voor het geweten. Mensen moeten gaan tot het uiterste om, bij gebrek aan alles, water en brood, het vol te houden met elkaar en de solidariteit hoog te houden. Hoe moeilijk dat is. De woestijn is het decor voor een samenleving die uiteen dreigt te vallen. Liefst zeven opstanden, burgeroorlogen, burgertwisten telt dit woestijnverhaal, als opgetekend in het boek Numeri. Opstanden en conflicten zoals die zijn uitgevochten in het land, onder rechters, koningen en profeten, zijn hier als het ware terug geprojecteerd in de woestijn. Een samenleving als een woestenij.

Van deze reeks van zeven opstanden is het verhaal van Korach en zijn handlangers het midden (Numeri 16). Korach doet een greep naar de macht, hij wil minstens op gelijke hoogte staan als Mozes, de leraar, en Aäron, de priester. In de tekst die we zojuist hoorden voorlezen, wordt over Zelofchad, die vader van vijf dochters, verteld dat hij niet was ‘in het midden van de gemeente die te hoop liep tegen JHWH, de gemeente van Korach’. Dit laat zien, onmiskenbaar, hoe diep de wonden waren die de opstand van Korach geslagen heeft in het volk, daar in de woestijn. Dit leed werkte als een splijtzwam – mensen werden uit elkaar gedreven, het volk hopeloos verdeeld, eendracht ver te zoeken. Hé jij daar, wat voor iemand ben jij? Was je voor of tegen Korach? Verdachtmakingen over en weer.

In de steppen van Moab, aan de overzijde van de Jordaan ter hoogte van Jericho, daar is het volk gelegerd. Er worden voorbereidingen getroffen om het land dat is toegezegd de Jordaan over binnen te gaan. Orde scheppen in de ontstane chaos, dat is de opdracht die Mozes zich stelt. Het volk wordt geteld en ingedeeld, wat nodig is om te bepalen hoeveel grondgebied in het land elk van de stammen moet worden toegewezen.

En dan doet zich een erfrechtkwestie voor, zoals we die hebben horen voorlezen. De normale gang van zaken luidt dat de zonen van een man diens natuurlijke erfgenamen zijn. Sterft de vader, dan wordt zijn bezit, zijn erfdeel, in de regel grondgebied, een veld, een akker, een wijngaard, verdeeld onder zijn zonen. Zo is het geregeld, vastgelegd in de Tora. Maar wat als een man geen zonen heeft, enkel dochters? Een kink in de kabel van de door mannen gedomineerde, zogeheten patriarchale samenleving. De patriarch, de pater familias, de ronkende man, het haantje de voorste – die heeft het voor het zeggen. Vrouwen? Die komen op de tweede plaats, die worden in een ondergeschikte rol geduwd. Dit patroon van mannelijke superioriteit, van rondslingerend testosteron is schering en inslag. De bijbel vormt daarop geen uitzondering. En toch is het ook zo dat hier en daar vrouwen door het bastion van mannen heen breken en hun misplaatste gevoel van superioriteit aan de kaak stellen.

Helemaal aan het begin van de bijbel, in het boek In den beginne lezen we – het verhaal van de schepping: ‘Nu laat ons mensen maken’ (Genesis 1:26). Mensen dus, niet mannen. Het Hebreeuwse woord adám betekent ‘mens’, maar ook ‘mensheid’. Ieder van ons is adám en wij allen zijn adám. En die mensheid is ‘mannelijk en vrouwelijk’. Dat wil zeggen: iedere mens is mannelijk en vrouwelijk. Androgynie dus. Geen raciaal onderscheid, geen mensheid in soorten verdeeld, maar mensheid als eenheid, niettegenstaande alle onderlinge verschillen. De verteller heeft iedere zweem van dominantie van de man over de vrouw, of omgekeerd, van de vrouw over de man, willen vermijden. Volgens oude Joodse uitleg bestond de mens oorspronkelijk uit twee helften, de een mannelijk, de ander vrouwelijk.

Wat nu gebeurt in het daaropvolgende verhaal, over de mens in de tuin, is dat de vrouwelijke zijde wordt losgemaakt van de mannelijke zijde. Zo wordt de wederkerigheid van de relatie beklemtoond. Wel met deze kanttekening dat de omgekeerde formulering, de mannelijke zijde losgemaakt van de vrouwelijke, in de patriarchale context van de toenmalige oud oosterse wereld ondenkbaar is. In het vervolg is enkele keren sprake van ‘de mens en zijn vrouw’. Het is toch de man die primair de rol van de mens vervult. Tegelijk wordt hier uitgedrukt dat de mens inclusief is: iesj en iesja, man en vrouw. Een opdracht tot emancipatie die, laten we eerlijk zijn, nog onvoltooid gebleven is, tot op vandaag, ook in onze, naar wij menen, toch zo hoogontwikkelde samenleving.

De vijf dochters van Zelofchad. Met hun welluidende namen: Machla, Noa en Chogla, en Milka en Tirza. Zelofchad heeft geen zonen, niet een, enkel deze vijf dochters en nu hun vader is gestorven, willen zij erven wat van hun vader was. Zij menen daar recht op te hebben. En daarom: ‘Zij gingen staan voor het aangezicht van Mozes.’ Vijf vrouwen die de moed hebben om op te staan en hun zaak te bepleiten: ‘Geef ons bezit te midden van de broeders van onze vader!’ Anders gezegd: laat het bezit, het onvervreemdbaar erfdeel van onze vader niet overgaan naar onze ooms, geef het aan ons! Maar zo staat het niet in de Tora en dus moet een orakel uitkomst bieden. ‘Mozes bracht haar rechtszaak voor het aangezicht van JHWH.’ Zo wordt het verteld. Er staat: ‘haar rechtszaak.’ In het Hebreeuws is dat misjpatan. De laatste letter van dat woord, de noen, is in Tora-rollen groot geschreven. Het heeft er alle schijn van dat de verteller of een latere kopiist zo heeft willen benadrukken dat de rechtszaak hier door vrouwen is aangespannen, als collectief: ‘háár rechtszaak’.

Het orakel stelt de vijf dochters van Zelofchad in het gelijk. Hun zaak wint het pleit. Alsof de stem van het orakel zich herinnert waarom het allemaal begonnen is. Hoe het was in den beginne, in beginsel. Adám, één mensheid, mannelijk en vrouwelijk. En dus wordt aan de Tora een nieuwe rechtsregel toegevoegd, als noodzakelijke correctie. En wel op initiatief van vijf vrouwen die het wagen de mannelijke dominantie te trotseren door op te staan en hun stem te verheffen. Een voorbeeld dat navolging verdient, broodnodige navolging.

Zo leert ons de geschiedenis hoe bij tijd en wijle zich een kleine kans aandient om het begin van een verschil te maken, een verandering ten goede. In de taal van de bijbel heet die kleine kans ‘heilige geest’ – adem, inspiratie, een injectie van creatieve zuurstof die alles in beweging zet en voorziet van nieuwe energie, zoveel mogelijk mensen ten goede.

Hierom draait het ‘Grote Verhaal’ dat ons als erfgoed is meegegeven, overgewaaid uit het oosten naar dit deel van de wereld waarin wij leven, dit oude Europa vol krassen en deuken, met een accu die toe is aan vernieuwing, zeker nu aan de oostflank van dit werelddeel een oorlog woedt en in verschillende landen, ook in het onze, een bruin-rechtse ideologie zich in explosieve mate doet gelden en om zich heen grijpt. Waakzaamheid is geboden, nu meer dan ooit. De bakens verzetten onze opdracht. Deze moeilijke tijd, nationaal én internationaal, baart ons zorgen, soms ook angst. Dit vanouds toch al conservatief gekleurde land stevent af op een naar binnen gekeerd nationalisme dat tolerantie verder doet afnemen en spanningen tussen groepen in de samenleving versterkt en uitvergroot. Die ontwikkeling neemt de zeer verontrustende vorm aan van een nieuwe normaliteit. Wat ooit verwerpelijk was, wordt van dag tot dag normaler gevonden. Wat staat ons te doen? Ons teweer stellen tegen onverschilligheid, een ‘laat maar waaien’-mentaliteit en niet zwijgen, alsof we stom zijn. Leven tegen de dood in al zijn gedaanten, tegen alles wat het leven onleefbaar maakt, onmenselijk, onwaardig. Aangevuurd door de hoop die ons vraagt.

In de Talmoed van de Joodse leraren, de rabbijnen, wordt ons geleerd tot welke verantwoordelijkheid wij mensen allen zijn geroepen, omdat wij één mensheid zijn, adám, in onderlinge verbondenheid, en elkanders hoeders. Die passage luidt (Babylonische Talmoed, traktaat Sjabbat 54b):

Ieder die de mogelijkheid heeft te protesteren tegen de mensen in zijn huis, en niet protesteert, die wordt voor de mensen in zijn huis aansprakelijk gesteld. Ieder die de mogelijkheid heeft te protesteren tegen de mensen in zijn stad, en niet protesteert, die wordt voor de mensen in zijn stad aansprakelijk gesteld. Ieder die de mogelijkheid heeft te protesteren tegen de hele wereld, en niet protesteert, die wordt voor de hele wereld aansprakelijk gesteld.

En: ‘Wie één mens redt, redt de hele wereld.’ Ook dat staat in de Talmoed. Zo zullen wij ons teweer stellen tegen onverschilligheid, een ‘laat maar waaien’-mentaliteit en niet zwijgen, alsof we stom zijn. ‘Nu kies dan het leven’ – zegt het bijbelboek Deuteronomium. Leven tegen de dood in al zijn gedaanten, tegen alles wat het leven onleefbaar maakt, onmenselijk, onwaardig. Aangevuurd door de hoop die ons vraagt. We hebben een steile weg te gaan. Er is een wereld te winnen.

In de Joodse traditie springt een combinatie van twee Hebreeuwse letters in het oog: de lamed en de waw. Hebreeuwse letters hebben getalswaarde. De lamed is dertig en de waw is zes. De combinatie lamed-waw levert het getal zesendertig op. Elke generatie telt zesendertig tsaddikiem, ‘rechtvaardigen’. Wie dat zijn, weten we niet. Ze zijn voor onze ogen verborgen. Maar ze zorgen ervoor, door wat ze doen, het goede en menswaardige dat zij volbrengen, dat de wereld niet weg kantelt, de afgrond in voorgoed. Het is wel zo, gezien de huidige wereldpopulatie, dat er veel meer nodig zijn dan zesendertig. Hoeveel meer? Zoveel mogelijk liefst. Het zal moeten. Het moet.