Doortocht

Doortocht

Toespraak 29 januari 2023 door Marian Geurtsen

Gij, bron van leven – Water (2)

Tot voor kort was de belangrijkste gebeurtenis in onze geschiedenis de Tweede Wereldoorlog. Deze dagen is er aandacht voor in de media, vanwege de Holocaustherdenking. Maar sinds kort is er iets bij gekomen. Ik hoor het om me heen en ik merk het ook zelf: er is een tijd vóór corona en er is een tijd na corona.

Het wordt wel een waterscheiding genoemd: een keerpunt in de geschiedenis die zo ingrijpend is dat je het leven indeelt in de tijd vóór en en een tijd erna. Voor het volk Israël is de doortocht door de Rietzee zo’n keerpunt, zo’n waterscheiding. Overal in de Bijbel zie je de verwijzing terugkomen: met de doortocht heeft God het volk nieuw leven gegeven.

In het oude leven – in Egypte – hebben ze het slecht. Ze zijn bang en terecht. Ze willen wel een nieuw leven, weg van de slavernij, maar tegelijkertijd kunnen ze zich er niets bij voorstellen. Dat is de situatie aan het begin van Exodus 14: de Israëlieten zijn dan wel weg uit Egypte, maar Egypte heeft hen nog steeds in zijn greep. Het is nog steeds uitzichtloos, ze zijn nog steeds bang. Waar heeft het vertrek hen gebracht? In de woestijn. Aan de ene kant de legers van Farao en aan de andere kant de zee, een wisse verdrinkingsdood. Het is uitzichtloosheid ten top. Ze zouden net zo goed meteen kunnen sterven.

En dan is er die doortocht door de zee. Eindelijk zijn ze buiten het bereik van Farao. Een grens over gegaan die ze nooit gedacht hadden. Een nieuw leven opent zich.

Maar even nog over die doortocht: is hier nu een wonder gebeurd? Of zien we hier een zeldzaam natuurverschijnsel?
In de Bijbel zijn twee soorten wonderen: bij de eerste soort doorbreekt het wonder een natuurwet: God grijpt in op een manier die helemaal niet kan volgens de natuurlijke ordening van de dingen. En ja, dat kan in de Bijbel, want God zelf heeft de aarde geschapen. Dus kan God ook om de natuurwetten heen. Bij de tweede type is het wonderen niet een tegennatuurlijke gebeurtenis. Dan is er eerder een zeldzaam wonderbaarlijke samenloop van omstandigheden: zo zeldzaam, dat kan haast geen toeval zijn.
Ruim tien jaar geleden heeft een wetenschapper bewezen dat het kan: de doortocht door de Rietzee. Het was geen wonder in de betekenis van een tegennatuurlijk goddelijk ingrijpen. Het was dat andere wonder: die zeldzame samenloop van omstandigheden.
Als de wind op een bepaalde manier waait vanuit het oosten – en dan hebben we het wel over storm – dan kan het gebeuren dat het zeewater opgestuwd wordt. Dat een rif dat normaal onder water staat, droog komt te liggen. Carl Drews is meteoroloog, klimaatwetenschapper die computermodellen ontwerpt. Hij berekende met een computermodel dat het mogelijk is om met een stormachtige wind de zee op te stuwen zo hoog dat op de zeebodem een rif bloot kwam te liggen. Bij de Rietzee – die overigens niet dezelfde is als wat vandaag de dag de Rode Zee heet. Zo’n vier tot vijf uur zouden de Israëlieten de tijd hebben gehad om droog over het rif te lopen, daarna zou het water weer terugvallen.

Een zeldzame samenloop van omstandigheden was ook de oorzaak van de watersnoodramp in Zeeland zeventig jaar geleden. Het stormde op de Noordzee: twaalf uur lang noordwesterstorm. Daardoor bleef de zeespiegel zelfs bij eb hoger dan wat hij normaal bij vloed was. En toen kwam er ook nog springtij overheen – een op zich normale omstandigheid die te maken heeft met de maanstand. Normaal, maar nu in combinatie met de storm en het hoge water – werd de vloed zo hoog dat het water over de dijken heen kwam. Met alle rampzalige gevolgen van dien.

Zeldzaam. Zo zeldzaam en zo rampzalig dat mensen er de hand van God in hebben gezien: zie je wel, een straf van God.

Zou het kunnen dat het droogvallen van de Rietzee ook zo beleefd werd, maar dan andersom? De Israëlieten werden gered door het hoge water dat zich voor hen opende en hen een uitweg bood weg van de legers van Farao. En zij wezen naar God als de veroorzaker van deze wonderbaarlijke redding. Het wonder was misschien niet eens dat de zee droogviel, maar wel dat het gebeurde precies op het goede moment: toen de Israëlieten in de val zaten en moesten ontsnappen aan Farao’s legers.

De Israëlieten waren vreemdelingen in Egypte: tweederangsburgers, goed voor het zware onderbetaalde werk. De baantjes die de mensen hier niet willen doen. Seizoensarbeid in de kassen, lange dagen, zonder vrije dagen, met slechte huisvesting. En gedwongen om uit je loon ook nog te betalen voor de vieze stapelbedden in de barakken die ze je woning noemen. Of de tweederangs mensen ver weg: de mensen die van hun grond verjaagd worden voor nieuwe sojaplantages voor ons veevoeder, maar wel onderbetaald op deze plantages mogen werken.

De Egyptenaren: dat zijn wij met ons comfortabele leven. Onze welvaart is gebouwd op de arbeid van tweederangsburgers in ons land en ver weg.
Wij kijken liever een andere kant op, want wat kunnen wij eraan doen dat het economisch systeem zo in elkaar zit?

Wij hebben alle reden om ons zorgen te maken. God staat niet aan onze kant. God steunt de vreemdelingen, de tweederangsburgers, de slaven. Niet ons, welvarende mensen die graag ons leventje in Nederland willen beschermen.

Maar wat dan nog, als God aan de kant van de Israëlieten staat? Komt daarmee vanzelf alles goed? De Israëlieten moeten heel wat overwinnen. Hun angst is groot. Het gebrek aan perspectief. In een woestijn kun je niet leven – en de zee is al even dodelijk. Kun je zien voorbij wat je nu zekerheid en houvast geeft? Zelfs al maakt die zekerheid je tot een slaaf van het systeem? Had ons liever in Egypte gelaten. Liever waren we in Egypte slaven gebleven. Dan hadden we een leven ten dienste van een systeem waarvan wij in ons hart ook wel weten dat het fout is. Maar het is tenminste zekerheid.

Kijken we zo niet heel vaak naar de klimaatcrisis: we kunnen er niet overheen kijken. We zien wel dat het verkeerd gaat, maar wat moet je eraan doen? Je kunt vegetarisch eten en het vliegtuig mijden, maar dat helpt niet als niet ook het systeem zelf verandert dat deze klimaatcrisis veroorzaakt heeft. Dat is waar Extinction Rebellion voor opkomt. Geen slaaf meer zijn van het systeem.

Hier ligt een keuze. Aan welke kant wil je staan? Aan de kant van de Egyptenaren? Die het zonde vinden dat ze hun goedkope arbeidskrachten hebben laten lopen en ze willen terughalen? Aan de kant van hen die comfortabel leven, en liever hun kop in het zand steken dan te erkennen dat onze manier van leven ten koste gaat van veel: van mensen in ons eigen land, van mensen ver weg, ten koste van de aarde zelf.

Durven wij onze comfortabele positie als Egyptenaar op te geven? Durven wij te stoppen om slaaf te zijn van het systeem dat ons weliswaar welvaart en comfort geeft, maar waarvan we ook weten dat het op den duur niet houdbaar is?
Ook al is het nog een onzeker perspectief, weten we nog niet wat er in de toekomst ligt. De zeespiegel gaat stijgen, daar kunnen we van op aan. Voor ons geen droge overtocht naar de overkant van de zee, ben ik bang. We zullen allereerst verliezen: onze veiligheid, een stuk materiële welvaart misschien. Maar als ze eenmaal door het water heen zijn, hebben de Israëlieten geen angst meer. Ze weten nu een ding zeker: op de Ene, op God kunnen ze vertrouwen.

Is dat ook voor ons een perspectief om door de zee heen te durven?