Een licht aanschouwen

Een licht aanschouwen

Toespraak Franck Ploum – 4 december 2022

Gij, Bron van leven – Licht (1)

1.
Een mens vaart wel bij rituelen en bij de gang van tijd en seizoen. Elke dag hetzelfde, dagen die open dicht gaan zonder dat de ene dag wezenlijk verschilt van de andere en zonder zicht op iets anders dan het dagdagelijkse, is voor de meeste mensen niet leven-gevend. Het sterkst merk je bij kleine kinderen, hoe sterk het ritueel is: of het nu zeven uur is of elf uur, naar bed gaan is: wassen, tandenpoetsen, voorlezen/zelf lezen, knuffel en lampje uit. Haal je er een tussenuit, omdat je denkt ‘het is al zo laat’, of ‘het kan wel een keer zonder’, dan begint de ellende.

Bij de rituelen en de gang door het jaar, worden we hier in Europa sterk bepaald door de seizoenen. Ze richten ons naar binnen of juist naar buiten. Ze brengen ons in contact met de elementen van aarde, water, lucht en vuur. Ze bepalen het ritme van lang en korter slapen, van sfeervolle aankleding van onze huiskamers of van de bloempotten in de tuin of op het balkon. En hoezeer je ook een hekel kunt hebben aan de hitte van de zomer of de koude van de winter, je zult merken dat je het gaat missen wanneer ze er niet meer zijn. Andre van Duin vertelde in een interview dat de werkelijke reden van hun terugkeer naar Nederland, na acht jaar Aruba, het gemis van de herfst en de winter was. ‘Acht jaar onafgebroken zon, strand, in de tuin met een glas wijn. Ik verlangde zo ontzettend naar de herfst en naar de huiselijkheid van de winter.’

Het christendom – toch vooral inhoudelijk bepaald door cultuur en klimaat van West-Europa – heeft de gevoeligheid van mensen voor de seizoenen herkent en erkent. En het ritme van de kerkelijke kalender is gelijk gaan lopen met het ritme van de Europese seizoenen. We vieren Pasen in de lente, we gedenken onze doden in de duisternis van november en we groeien naar het licht in december. Dat heeft het Christendom overigens niet zelf verzonnen, ze heeft haar feesten en gedenkdagen laten aansluiten bij reeds bestaande feesten en gedenkdagen in de aanwezige volksreligies en culturele gebruiken. Zo werd het brandende wagenwiel van de Germanen de adventskrans met vier kaarsen en zo werd het winterzonnewendefeest in de kortste nacht van het jaar de geboortenacht van Jezus.

De commercie en de 24 uurseconomie willen ons doen geloven dat het elke dag hetzelfde is: elke dag is het ‘shopping time’, elke dag is er de kans om geld uit te geven, een dag niet gekocht is een dag niet geleefd. En als er een paar weken geen aanleiding is mensen te verlokken met aanbod en overvloed, dan introduceren we wel aanleidingen. Halloween, Black Friday. Geen mens weet waar het over gaat, maar we doen allemaal lekker mee.

Het is dan ook te makkelijk om te zeggen dat het ons opgedrongen wordt, dat het de schuld is van de commercie en de bedrijven. Het overkomt ons niet, wij maken er deel van uit. Wanneer niemand op zondag zou gaan winkelen, wanneer niemand achter de kortingen aan zou lopen, dan was het snel afgelopen. Daarmee spreek ik overigens geen waardeoordeel uit over wie het wel doen. Ik zeg alleen dat het niet moet, als je niet wilt.

Je hebt een keuze. Je hoeft niet mee te doen. Je kunt er in deze dagen van advent bewust voor kiezen om de duisternis zijn werk te laten doen en het niet te verjagen met neonlicht en schreeuwende reclame. Je kunt er bewust voor kiezen om de tijd der dagen niet te versnellen en geen Sintsnoep te kopen in september. Je hoeft geen kerstboom in het volle licht te zetten terwijl het ritme zegt: begin eens met het ontsteken van één kaarsje en kijk wat het met je doet. Ervaar nu eerste eens wat het betekent om te wachten en uit te zien naar volop licht.

2.
Advent, adventus. ‘komst – aankomst’. Van origine geen religieus woord. In tegendeel. De heraut van de keizer van Rome die de dorpen afging, kondigde de adventus aan van het evangelie (eu-angelion): de komst of aankomst van goed nieuws. En dat was dat er een keizerlijk kind was geboren of dat er een nieuwe keizer was. De schrijver van het oudste evangelie, het Marcusevangelie, kiest er als eerste bewust voor om beide woorden te gebruiken voor de adventus van een heel ander evangelie: de komst van Jezus en zijn verkondiging. Vanaf dat moment krijgen beide woorden pas een religieuze betekenis. Of moet je zeggen een politieke betekenis: er wordt immers een tegen-evangelie geproclameerd: tegen de keizer, tegen de onderdrukking van Rome, tegen collaboratie met de overheerser. Het Evangelie van Jezus is een document dat je voeding geeft om het met een klein licht uit te houden in de duisternis van bezetting, onderdrukking of welke ellende dan ook.

3.
De oude visioenen van de profeten waren ook bekend bij de schrijvers van de evangelieverhalen. Sterker nog: zij waren Joden en leefden van en met de profetische teksten. Documenten van hoop waren het in duistere tijden: over een God die trouw bleef en kwam bevrijden., die licht zou ontsteken in de duisternis.

De profeet Jesaja, achtste eeuw voor onze gangbare jaartelling, spreekt vanuit de duisternis van de Babylonische ballingschap. Jeruzalem is het middelpunt in het zestigste hoofdstuk. Het is een visioen waarin de gedeporteerden terugkeren uit hun ballingschap en de stad weer opgebouwd zal zijn. Een lichtvisioen waarin de duisternis plaats zal maken voor nieuwe toekomst.

Jesaja ziet een toekomst die de wereld niet zal ontgaan. De allure van het nieuwe Jeruzalem en de herbouwde tempel zal zo groot zijn dat niet alleen de ballingen terugkeren, maar dat mensen van alle volken en kanten, vreemdelingen uit alle landen naar de stad toe zullen trekken. Goud en wierook dagen zij me zich mee. Goud om de rijkdom van de stad te vergroten en wierook om te offeren in de tempel en de God van Israël te loven. En ook zij zullen het zo weldadig ervaren dat ze niet meer terugkeren. Ik kan me voorstellen dat dit voor menig politieke partij in ons land of ander Europees land eerder een nachtmerrie zal zijn dan een lichtvisioen.  

4.
Voorspelt Jesaja in dit visioen een concrete historisch realiseerbare toekomst? Nee, het nieuwe Jeruzalem is niet zo zeer stad met gebouwen, het is de stad van je hart (psalm 122). Het is een gerichtheid voor je leven, het is een beeld van hoe je leven er uit kan zien als je leeft volgens de Thora. Voor Jesaja en andere profeten is de ondergang van stad en tempel ene teken dat het volk zich van de Thora heeft afgekeerd: ze zijn ten prooi gevallen aan de afgoden, aan het meelopen met van alles dat hen verwijderde van de leefregels die gericht zijn op goed leven en welzijn voor ieder mens.

Bijbelse profeten zijn geen waarzeggers, geen glazenbol kijkers, het zijn observeerders, het zijn mensen met een scherpe neus voor recht en onrecht, een scherpe blik op het gedrag van mensen en de mogelijke gevolgen die dit heeft. Maar er waren ook in die dag ook veel andere profeten: zij die in dienst waren van het Hof. Hofprofeten verkondigen de stem van het Hof, de rijken, de machthebbers: kijk eens hoe geweldig wij het doen. Kijk eens hoe goed wij zijn. Wat een prachtige gebouwen we neerzetten, hoe geweldig de economie draait. Zij waren meesters in het verkondigen van nepnieuws en probeerden het volk ervan te overtuigen dat ze geen keuze hadden, dat ze dit geweldig moesten vinden, ook al hadden ze er zelf helemaal niets aan.

Profeten als Jesaja gaven tegengeluid. Zij klaagden de machthebbers aan: jullie verlinken het volk, jullie kennen slechts één belang: het eigen belang. Maar daar laten ze het niet bij. Ze veroordelen niet alleen het gedrag van de machthebbers, ze klagen ook het volk zelf aan. Jullie laten je verleiden, jullie zijn meelopers, jullie zorgen er met jullie gedrag voor dat zij in het zadel blijven. En als je de kans krijgt om een graantje mee te pikken dan doe je dat. En je zwijgt over het onrecht, want je hebt zelf bloed aan je handen. En tegelijk gaven ze voor ieder mens beeld en taal aan de toekomst die je wacht wanneer je vasthoudt aan een leven in humaniteit en solidariteit.

5.
Advent is de tijd van groeiend licht. Elke week een kaars als teken van duisternis die plaats mag maken en als teken van ons verlangen naar nieuwe perspectieven, naar een lichtende toekomst. En wat is het verlangen naar licht groot in onze tijd. Duistere tijden zijn het, waarin we leven. Als je niet uitkijkt raak je het spoor bijster in de duisternis van oorlog, van steeds hogere kosten, van klimaatcrisis en inflatie. En eerlijk is eerlijk, we praten elkaar ook maar al te vaak verder in de put door vooral te benadrukken hoe erg en zorgelijk het allemaal is.

Advent is een tijd om ons te bezinnen op nieuwe mogelijkheden en ander perspectieven. Het is daarom goed om niet al meteen de grote stap naar kerstmis te zetten en het volle licht open te draaien. Zo werkt het niet, zo is het leven niet. Neem de tijd om ernaartoe te groeien. Want door kleine stapjes te zetten zie je beter wat er om je heen te zien is, wat er om je heen gebeurt. Wie met zevenmijlslaarzen richting kerstmis gaat en zich een weg door de duisternis baant, die loopt de kans de kleine lichtpuntjes onderweg te vertrappen of over het hoofd te zien. Maar wie stap voor stap loopt, met menselijke maat en niet met het tempo van commercie en verkooppraatjes, kan in het donker zien waar het licht van nieuwe toekomst nu reeds gloort.

Advent, de tijd van kleine stapjes. Tijd van profetische verhalen over hoop en toekomst die open zal gaan. Elke week een licht erbij om uiteindelijk met elkaar te vieren: nieuwe geboorte, licht dat duisternis verdrijft. Of zoals we met kerst zeggen: God in ons midden, als in de kwetsbaarheid van een kind. Maar toch vooral: wijzelf nieuw geboren, dat wij messiaanse mensen worden, levend van licht, ook te midden van duisternis. Lichtbakens voor al die mensen in duisternis.

Zeg Amen. Dat het zo moge zijn.