De veldrede

De veldrede

Toespraak 7 januari 2024 door Franck Ploum

Serie: Een jaar lezen uit Lukas (9)

Gelezen: Matteüs 2,9-12 en Lukas 6, 17-31

1.
Het verhaal van de magiërs of wijzen lezen we in de christelijke tradities vanouds op Driekoningenzondag, zondag Openbaring. Daarmee heeft dit verhaal een plek gekregen in de kersttijd. En wordt het ons vaak voorgeschoteld als een verhaal dat hoort bij de herders van Lukas: nadat de herders hun koffie en beschuit met muisjes op hadden, gingen ze weer weg en vervolgens kwamen ook de magiërs op bezoek. U komt wellicht al lang genoeg in de Ekklesia om dat idee los te hebben gelaten en anders naar deze verhalen te luisteren dan als naar waargebeurde feiten.

Geboorteverhalen als betekenisverhalen zijn vertellingen met een concrete boodschap, met een belang. Ze willen iets duidelijk maken over het leven dat de hoofdpersoon, Jezus in dit geval, heeft geleid, over de betekenis van iemands leven. En we weten inmiddels dat alle evangelisten dat op hun eigen manier doen. Ze hebben allemaal hun eigen belang bij het vertellen van het verhaal over Jezus.

Zo speelt het geboorteverhaal van Lukas zich af tegen de achtergrond van een evangelie waarin van begin tot eind de tegenstelling arm en rijk meespeelt, daar past een geboortebezoek van herder, de outcast bij uitstek, uitstekend bij. Maar Matteüs heeft een ander belang, namelijk een politiek belang. En daar past het verhaal van de drie magiërs bij.

2.
Dit verhaal vindt wortels in diverse, veel oudere, en dus reeds bestaande verhalen die Matteüs kende. Volgens oude traditie, hebben Perzische wijzen door de bestudering van de sterren de geboorte van Cyrus voorspeld. Cyrus werd later de koning die het Perzische wereldrijk vestigde. Door Jesaja wordt deze koning Cyrus getooid met de titel; gezalfde Gods, messias, omdat deze koning Cyrus, in 538 voor onze jaartelling, Babylon veroverde, waar op dat moment het volk van Juda in ballingschap leefde. Vervolgens gaf hij het volk van Juda zijn moederland terug. Zo werd deze koning een instrument van Godswege voor een nieuw begin en het herstel van Israël.

Matteüs past dit instrument opnieuw toe, wanneer hij rond het jaar 80 van onze jaartelling zijn evangelie schrijft. Hij ziet Jezus als de gezalfde Gods. Matteüs poneert Jezus als een koning die redding komt brengen aan het Joodse volk. Dus zijn er magiërs die het kind bezoeken na bestudering van de sterren. Maar er is meer. Door Jezus zo te beschrijven wordt hij ook een tegenover. Een tegenover voor Herodus, de heerser over Juda, met brute harde hand. Het prototype van de heersende orde en macht.

Een tweede verhaal dat Matteüs ongetwijfeld ook kende komt ook uit het Oude-Egypte. Het verhaal van het Nijlfeest, waarop een bedekte schrijn in processie van de tempel naar de Nijl werd gebracht en daar onthuld werd en dan toonde het de mystieke geboorte van een goddelijk kind dat zich openbaarde aan de wereld. Priesters bogen voor het kind en de mensen brachten het geschenken.

Matteus schrijft met deze verhalen in zijn achterhoofd een geheel eigen geboorteverhaal om zijn evangelie over Jezus te beginnen. Dat doet hij dus in het jaar tachtig ook vanuit de ervaring van de kruisdood. Het wordt een politiek verhaal over macht en heersende macht, over machtsbehoud, over bezetting en onderdrukking. Een verhaal waarin koningen tegenover elkaar worden geplaatst.

3.
Bij een koning hoort en koningschap en een koninkrijk. En dat koningschap van Jezus wordt door alle evangelisten getekend als zijnde het tegenovergestelde van macht en kracht, van hebzucht en heerschappij. ‘Niet van deze wereldorde’, maar van een andere orde, namelijk die van gerechtigheid en vrede, van zachtmoedigheid en het recht van de armen. Het koninkrijk dat daarbij hoort is niet van Jezus zelf, is niet aanwijsbaar op de landkaart, maar ligt ook zeker niet in het hiernamaals. Het is elke plek waar recht en vrede worden gedaan. Elke plek waar mensen niet toekijken als een volk in het nauw wordt gedreven en uitgemoord, elke plek waar kinderen kind kunnen zijn, elk moment zelfs, waarop een mens een ander onbaatzuchtig liefheeft en mensen er zijn voor elkaar.

De proclamatie van dat rijk, van die toekomst vinden we bij Lukas in de veldrede van Jezus. Ook hier zien we weer verschillende keuzes tussen Matteüs en Lukas. Beklimt Jezus bij Matteüs een berg als een nieuwe Mozes om aan de kleine kring van leerlingen een leerhuis te geven van drie hoofdstukken. Bij Lukas daalt Jezus af naar de menigte, hij buigt, om te slachtoffers van het heersende systeem te kunnen zien, in de ogen te kunnen kijken, en hij spreekt de menigte toe. Kort en krachtig, kernachtig, in de tekst van slechts een half hoofdstuk: Gelukkig, de armen, de hongerigen, zij die huilen, zij die belachelijk worden gemaakt omdat ze dromen van een ander leven dat dit. Maar wee jullie rijken, jullie verzadigden, jullie die gevierd worden.

Het is niet moeilijk te verstaan dat de zogenoemde ‘wee-spreuken’ tot de meesten van ons hier aanwezig worden gesproken. Wij, toch vooral aan de geslaagde kant van het leven, toch zeker op wereldschaal! We horen met al onze verschillen toch allemaal tot de 10% rijksten van deze aardbol.

In dat koninkrijk zijn wij het niet meer die de koers bepalen, maar het zijn de armgemaakten, de mensen aan de kant, het is de aarde die niet langer wenst te worden uitgebuit en leeggeroofd, zij allen wijzen de richting voor dat koninkrijk waar Jezus voor staat.

Het is niet mijn, maar Gods koninkrijk, zegt Jezus. Een wereld waarin alle verhoudingen nieuw zijn, en waar de automatische reflexen die we ons eigen hebben gemaakt zijn afgeleerd: dat we vijanden niet langer moeten haten, dat we opkomen voor wie ons naar het leven staan, dat we geven wat we te veel bezitten en dat we een ander behandelen zoals we zelf behandeld willen worden. De houding ten opzichte van je vijand, je tegenstander, je onderdrukker moet niet ingegeven worden door het oude patroon van vergelding, net door het minimale dat geëist wordt in de leefregels, maar door de overtreffende trap van het goede. Het gaat om een streven naar wat goed is en niet om een passende reactie op wat kwaad is.

Jezus kiest in de Bergrede een nieuwe route. Geen spirituele vlucht en ook geen passiviteit ten aanzien van de heersende macht of heersende verhoudingen, ook geen gewelddadige revolutie. Het beeld dat geschetst wordt past geheel in een soort revolutie van zachtmoedigheid, in niet zo zeer een route waarin de letter van de Thora nageleefd moet worden, niet het minimale voldoende is, maar waar de geest van leefregels richting geeft  aan een passend antwoord op wat je in je leven tegenkomt. Dat wil zeggen: een ethische route i.p.v. een juridische koers. Leidraad daarin is de regel waarmee Lukas zijn veldrede eindigt: Zoals jij wilt dat de mensen jou doen, doe aan hen evenzo.

4.
In de tweede eeuw voor onze jaartelling komt, binnen het veelkleurig Jodendom van die tijd, een nieuwe stroming op. Er komt meer nadruk te liggen op de geest van de Thora, de ethische implicaties van de Thora en de vertaling van alle bijbelse richtlijnen naar de context waarin je leeft. Er ontwikkelt zich een nieuwe humane gevoeligheid. Richtinggevend worden het eerste en tweede gebod: God liefhebben en je naaste, die een mens is als jij. Ethisch uitgangspunt wordt de guldenregel: wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dat is, positief geformuleerd; wat jij wilt dat aan jou wordt gedaan, doe dat ook aan een ander.

Uit deze denkrichting ontstaat de zogenoemde School van Hillel. Rabbi Hillel leefde van omstreeks 30 vóór tot 30 ná de gangbare jaartelling. Hij was daarmee een tijdgenoot van Jezus. De school van Hillel is, binnen het veelkleurig Jodendom, zeer invloedrijk aan het begin van onze jaartelling en in de eerste eeuw.  Jezus, en de messiaanse beweging die hij op gang bracht, zijn goed te plaatsen binnen deze manier van denken.

Over rabbi Hillel, een bijna tijdgenoot van Jezus dus, staat opgetekend dat een proseliet bij hem komt, dus iemand die Jood is geworden, en hem de vraag stelt: ‘Leer mij de Thora in de tijd dat ik op één been sta.’ Hillel antwoordt hem: ‘Wat jij niet wilt dat jou wordt aangedaan, doe dat ook niet aan een ander. Dat is de hele Thora. Ga heen en leer.’ Kelal gadol wordt dit genoemd, de ‘grote’ of ‘gulden regel’, als samenvatting en toespitsing van de hele Thora, de onderwijzing van Mozes.

5.
Wat wordt onze grote, of gulden regel voor 2024? Leeft in ons nog het vertrouwen van dat koninkrijk Gods? Leeft in ons nog de hoop dat het tij van onze wereldorde te keren is? Laten wij ons nog als in de veldrede of bergrede of in welke betekenisvolle tekst dan ook, aanspreken op wie we zijn, wat we doen en wat we nalaten, op wat van ons verwacht mag worden? Laten we ons nog wat gezeggen door die oude woorden in de actualiteit van vandaag? ‘Ga niet voor de minimale antwoorden maar voor het maximaal goede’ zegt Jezus. ‘Ga heen en leer’ zegt Hillel. Een nieuw jaar is begonnen, dat het een jaar mag worden van het maximaal goede en van veel leren.

Ik wens u een hoopvol nieuwjaar toe.