Foto: Eveline van Egdom – via Straat Consulaat Den Haag.
Toespraak 21 januari 2024 door Ina Koeman*
Serie: Een jaar lezen uit Lukas (10)
Gelezen: Lukas 8,26-39 en Jesaja 65,1-2
Lieve mensen,
De lezingen van vandaag zijn niet gemakkelijk. De drempeltekst komt uit de Trito-Jesaja. Een profeet is hij, – dus iemand die kijkt en ziet vanuit de blikrichting van de hemel – of anders gezegd: iemand die een gedegen, vaak scherpe analyse maakt van wat er gebeurt in de wereld en dat gebeuren dan bekijkt vanuit de vraag: cui bono, voor wie is dit goed! – Awel van die Trito-Jesaja weten we helemaal niet zoveel af…, het boekje is in ieder geval het derde deel van het profetenboek Jesaja. Eigenlijk is dat profetenboek een bibliotheek op zichzelf: deze Jesaja’s komen allemaal uit een zelfde school – zou je kunnen zeggen, daarom staan ze samen in dat grote, prachtige, troostvolle en gerechtige profetenboek… Deze derde Jesaja laat ons achter de coulissen kijken van een volk dat terugkeert na de ballingschap…. Het lijkt wel of de bevrijding al weer snel vergeten is… ‘t lijkt een chaos te zijn. De mensen doen maar wat goed is in hun ogen – trekken zich niet veel aan van reinheidswetten of andere leefregels … lijken doof voor hun bevrijder, die telkens roept: Hier ben ik, hier ben ik!!! En toch roepen ze zijn naam niet aan… wel nee, ik doe het zelf wel, denken ze… herkenbaar hè.
Misschien waren de problemen bij terugkeer wel erg groot – hadden ze het zich ook heel anders voorgesteld – een beetje zoals wanneer nu mensen terugkeren na een lange tijd in het buitenland te zijn verbleven: alles is anders geworden: hun eigen huizen hebben nieuwe bewoners gekregen…of erger;: ze zijn verwoest… hun werk is door anderen bezet – hun land door anderen bewerkt, of verwoest door de bommen en granaten van de oorlog – er wonen nieuwe mensen, met andere culturen en andere godsdiensten… niets van wat ze zich herinneren blijkt nog hetzelfde te zijn – mensen raken van slag en gaan dwaze dingen doen…
De profeet heeft zware kritiek op dit alles, dat menselijk, al te menselijk lijkt te zijn.
Hij signaleert dat het geloof in de Eeuwige is verzwakt en niet meer aanzet tot het doen van gerechtigheid. Integendeel, velen zijn hun heil gaan zoeken bij andere goden – Zij horen zelfs de roep van de HERE God niet – wiens woede daardoor wordt opgewekt, Hij zal niet rusten voor de goede verhoudingen als toestand van shalom weer volledig zijn hersteld. Het tegenwicht zal komen van de weinigen, die wel zijn blijven vertrouwen op de Bevrijder. Zij zijn het laatste druppeltje hoop, geperst uit wat de royale opbrengst uit Gods wijngaard had moeten zijn.
Dat brengt ons bij de gek aan de overkant. Jezus is daar aangekomen, nadat hij een gruwelijke storm (zo’n valwind op het meer kan hard zijn) tot zwijgen heeft gebracht… wie is toch deze dat hij zelfs aan de winden en het water bevelen geeft en dat zij naar hem luisteren….hebben zijn leerlingen zich afgevraagd. En hier op dit moment ontmoet hij de bezetene – de blote, bange, boze man, de mens die Legio heet – de boze geest die Legio heet – dat is de aanduiding voor een legerafdeling van 5 à 6duizend soldaten – Romeinse wel te verstaan, want die waren daar gelegerd… (Lukas schrijft een aantal jaren na de val van Jeruzalem: eigenlijk hebben de gelovigen het geloof opgegeven – hoe kan je nu blijven geloven als de toekomst je uit handen is geslagen? En de bezettersmacht van de Romeinen je onderdrukt en met veel machtsvertoon en geweld het volk uitput?)
Die Legiosoldaten hielden van daaruit Palestina in bedwang – die maakten het van daaruit onmogelijk dat de Galileers en Judeers konden leven in vrijheid en vrede, maar ze noemden het wel ‘leven in vrede volgens de Romeinse orde’… Die Pax Romana, die zgn Romeinse vrede is een vrede die je bezet… Wat zal die tijd de mensen vaak hebben herinnerd is aan de ballingschap, aan al de onderdrukking van alle tijden…
Legio… en Jezus gaat de confrontatie aan: hij laat zich niet bezetten – in zijn ongelooflijke liefde gaat hij die bezettende machten te lijf… Hij stuurt ze daar naartoe waar ze horen: de varkens zijn onrein – de zee is wat de dood symboliseert – onrein als ze zijn – met zoiets kan je niet leven! – lopen zij zich te pletter tegen de dood. Dat gebeurt uiteindelijk met boze geesten – met legers – met bezettende machten – met alles wat een kleine mens bloot, bang en boos maakt…
Wat een verhaal. In deze dagen klinkt dat in onze westerse oren misschien nog steeds ongeloofwaardig – een beetje sprookjesachtig – maar zouden wij in Godsnaam ook maar niet liever geloven dat het echt waar is, dat bezetters van het goede leven zich te pletter zullen lopen tegen de dood… . Dat die Legio inderdaad kan worden afgebroken – dat dooddrukkende ideeën en gedachten, al of niet vertaald in politieke partijen toch uiteindelijk niet het laatste woord zullen hebben – zou dàt geloven niet het enige zijn wat ons kan redden van de ondergang – de roemloze ondergang van een bloot, bang en boos volkje… We hoeven echt niet meer van onszelf weg te kijken om andere volken in het vizier te hebben (Hongrije, Italie, Slowakije, Polen om het maar bij Europa te houden)… nee echt niet: we zien het op onze eigen nationale televisie gebeuren: democratisch gekozen ‘legiosoldaten’ gaan vanuit Den Haag (en straks ook nog vanuit mijn eigen Brussel) het volk in bedwang houden… Ze zullen niets meer aan het toeval overlaten… Een pax Nederlandicana of Belgicana…een vrede die je bezet… Je hoofd, je handen, je volk, je land!
Wat een verhaal… dat verhaal van de gek aan de overkant, hij lijkt onbenaderbaar die man… Maar Jezus ging hem tegemoet… hij ging hem tegemoet – en zo de bezettende macht te lijf – zo solidair was hij – zo lief had hij mensen. In Antwerpen vertellen we mekaar soms verhalen, ze lijken wel sprookjes, maar eigenlijk zijn het deze verhalen, die ons recht houden en doen geloven dat er echt nog hoop is – we vertelden mekaar ook het verhaal van de “bezette mens” –
In deze dagen kwam Jezus in het land van de Vlamingen en de Brusselaars. Toen Hij daar aankwam richtte Hij zijn blik op een man, zittend op de grond, die gebukt ging onder de vele afwijzingen, wetten en papieren; hij wachtte al zolang op een beslissing van het ministerie. Hij was elk perspectief verloren en leed onder allerlei waanbeelden. Al geruime tijd mocht hij niet werken en hij woonde niet in een huis, maar in een verkrotte, zogenaamd “gemeubelde” kamer… Soms zette hij zich aan het bedelen, maar dan weer wou hij er de brui aangeven en heel de wereld vervloeken. Herhaaldelijk was hij al slachtoffer geworden van brutale opmerkingen en zelfs van stompen en schoppen; men weigerde zijn aanvraag, maar altijd opnieuw probeerde hij een verblijfsvergunning te krijgen, hij vond geen gehoor!
“Wat is je naam?”, vroeg Jezus. Hij zei: “Artikel 9 ten derde,” zoveel artikels van wetten had hij al naar zijn hoofd geslingerd gekregen dat het zijn identiteit was geworden. “En verder heb je niets met mij te maken… al de zogenaamde wereldverbeteraars…. gesloten grenzen en bescherming van eigen bezit, ja, dat is wat telt!” Jezus liet zich niet afschepen en vroeg nogmaals naar zijn naam; er kwam een sprankeltje menselijkheid in de ogen van de man alsof er iets brak in zijn binnenste. “Hoopje ellende”, zei hij, “maar eigenlijk is het Ibrahim, zo noemde mijn familie me toch.” “Sta recht”, zei Jezus, in zekere zin gebiedend, “zo moogt ge niet blijven spreken, niet iedereen is zo hardvochtig in dit land. Ik ken mensen…”
Nu was daar in de buurt een groep vrijwilligers. Ze hadden al ontelbare acties ondernomen voor regularisatie, voor medische hulpverlening, voor menswaardige opvang,… soms groeide al die acties hen boven het hoofd!
Toen ze Jezus zagen aankomen, heftig discussierend met een vreemde man, wisten ze dat er weer een vraag op hen afkwam… Jezus vroeg hen de man te aanhoren, ‘n zoveelste telefoontje te doen naar de nodige diensten; hem voedsel te bezorgen en eens te gaan kijken naar zijn onderdak. Er groeide verbondenheid, de fatale bezetenheid ging uit de man weg; de nieuwe vrienden raadden hem aan om nooit meer terug te gaan naar die rampzalige plaats op de grond, zomaar op straat. Ze zouden samen verder strijden.
De voorbijgangers, die de man gewend waren, daar op de stoep, begonnen zich af te vragen of die nietsnut eindelijk gerepatrieerd was, oef!…. weeral zo een bedelaar, zo’n smerige profiteur minder.
Groot was hun verbazing, toen ze enkele weken later dezelfde man tegenkwamen. Hij werkte aan de weg, een niet zo benijdenswaardige job. Maar het waren vooral zijn ogen, die hen troffen: er stond een schittering in, een fierheid, hij was weer MENS! Toen ze dat gezien hadden, vertelden ze thuis: “Wil je nu eens wat weten, die man daar, ge weet wel, die daar altijd zat te bedelen, ik heb hem teruggezien… Eigenlijk is ‘t toch ook een mens, en werken dat die deed…, als alle kinderen Gods zo hun steentje zouden bijdragen… we zouden wel een andere stad hebben!” En er waren er, die het verstonden en die vanuit hun inspiratie beter gingen rondkijken bij wat er gebeurde; ze wisten nog niet altijd waar ze aan begonnen en ook niet of alles legaal was, maar ze deden verder en ze ondersteunden mekaar.
Wat is het mooi om elkaar verhalen te vertellen van hoop en geloof, van liefde – in deze barre tijden houden deze verhalen de hoop in ons levend – ze zetten ons aan tot oefenen… Ze doen ons geloven dat samen delen, voor elkaar opkomen, niemand uitsluiten, zin heeft – dat daar toekomst(muziek) in zit. Deze oefening maken we elke dag dat we geloven dat Legio de dieperik ingaat – dat de machthebbers, die de zetels, de gedachten en zelfs de harten bezetten het uiteindelijk niet zullen halen – als de Geest van Jezus de overhand krijgt.
Daarvoor hebben we wel mekaar nodig. Om de confrontatie aan te gaan met wat de gek aan de overkant gek maakt en ons af te vragen bij elke beleidsbeslissing van die machthebbers: cui bono? – en als het goed is voor de bedelaars, de uitgekotsten, de armgemaakten, dan is het goed voor iedereen, toch? Maar daarvoor moeten we wel lef hebben … en lef heb je nooit alleen maar samen.
Ik hoop dat het ons lukt om van zondag tot zondag deze gemeenschap-van-lef-hebbers te oefenen en te vieren – tegen de Legio, tegen de verdrukking in – tegen blokdenken en bangmakerij in. Dat we zo de bevrijding vieren en mogen weten van de royaliteit van de liefde en de werkelijke vrede… – dat we zo vooruit lopen op Gods toekomst, bid ik ons allen toe… Amen
Ina Koeman
Ina Koeman werd geboren in Zaandam in 1953. Ze vertrok in 1973 met haar gezin naar België en begon daar een studie protestantse theologie in Brussel. Tussen 1984 en 1989 werkte zij in het Oude Wijkenpastoraat in Rotterdam.
In 1989 keerde Ina Koeman terug naar Antwerpen. Daar was ze tot 2018 als stadspredikant, verbonden aan het Protestants Sociaal Centrum (PSC). Ze werkte vanuit deze hoedanigheid met dak- en thuislozen en probeerde andere mensen mee te krijgen in haar strijd voor een rechtvaardige samenleving.