Heilige grond

Heilige grond

Toespraak Franck Ploum – 20 november 2022

GIJ, BRON VAN LEVEN – AARDE (4)

Drempeltekst
De aarde zit boordevol hemel
en elke struik, hoe gewoon ook,
staat in lichterlaaie van God.
Maar enkel hij die het ziet
doet zijn schoenen uit.
De rest zit er omheen
en plukt bramen.

Brandend braambos
door Elizabeth Barrett Browning (1806 – 1861)

1.
Is de aarde heilig? Heilig in de zin van, te eerbiedigen. Of in de zin van, te aanbidden? In de hele klimaatdiscussie en het leren of aanleren van een nieuwe verhouding tussen mens en de aarde helpt het zeker om de aarde als heilig te zien, opdat wij haar eerbiedingen en bewaren. Maar of dit ook betekent dat we haar moeten aanbidden is een andere vraag.

Eeuwenlang heeft de mens geleefd in een afhankelijkheidsrelatie tot de natuur. De natuur, in de zin van de aarde, de kosmos, alles wat de mens omringd en alle elementen die daarbij horen, zijn eeuwenlang door de mens aanbeden uit angst. De mens achtte zichzelf speelbal van de natuur en de elementen die aangestuurd werden door en in handen lagen van de goden. De mens had te vrezen van de natuur en de aarde was onderdeel van het grote machtige geheel dat zich weinig aan nietige mens gelegen liet liggen.

Daarnaast was de gang van zaken, het ritme van de natuur, het steeds weer terugkeren van hetzelfde, een beeld van status quo. En als je gelooft dat die natuur in handen is van de goden dan is dat dus een status quo door de goden zo gewild. Maar al te graag werd het beeld van de door goden gewilde status quo door de machtigen der aarde gebruikt om mensen in de positie te houden waar ze zaten: zij aan de macht en jij onderaan. Ik de baas en jij de slaaf, ik het geld en jij de armoede. Zo is het en zo zal het blijven, denk niet dat het dubbeltje een kwartje kan worden, want zo is de natuur niet ingericht. Status quo is de basis, dat alles blijft zoals het is.

Tot het moment dat de mens erin slaagde de raadselen van de natuur en de elementen te ontrafelen, was die natuur een tegenover, een vijand, maar wel een te aanbidden en te eerbiedigen vijand. Maar vanaf het moment van ontrafeling, zeg maar onttovering en ontheiliging van de natuur veranderd de verhouding van de mens tot de natuur. De angst verdwijnt. De mens gaat de natuur onderwerpen, de menselijke wil opleggen. Een proces dat ons na eeuwen gebracht heeft waar we nu staan: totaal vervreemd van onze leefomgeving en levend op een aarde die is leeggeroofd en uitgeput. Waarin de mens al het andere leven in haar greep heeft en er mee omgaat als ware het haar eigendom.

2.
We moeten ons opnieuw leren verhouden tot de natuur in het algemeen en de aarde in het bijzonder. In het zoeken naar een nieuwe verhouden is het ook goed dat begrip ‘heilig’ opnieuw onder de loep te leggen. Heilig is immers een woord dat we al heel snel verbinden met het bovennatuurlijke, het transcendente. Maar in eerste instantie is de betekenis van het woord heilig, ‘anders’ of ‘apart’. Heilig verwijst naar wat anders is dan het gangbare, naar een aparte manier van doen, omdat het afwijkt van wat je kent en van wat je gewoon bent te doen of te zien.

Vanuit dat perspectief zeggen dat de aarde heilig is, is pleiten voor een andere omgang met de aarde. Is ook zelf op een andere manier kijken naar wat die aarde nu is en betekent en me op een andere manier tot haar verhouden dan wat gangbaar is. Op deze manier de aarde ‘heilig’ noemen leidt tot wat Paus Franciscus in zijn encycliek ‘Laudato Si” ecologische bewustwording noemt. Je bewust worden van het feit dat jij en de aarde één en hetzelfde zijn: jij en de aarde zijn één en kunnen niet los van elkaar bestaan. De aarde vernietigen is jezelf vernietigen. 

3.
Mozes is bezig met het hoeden van de schapen. Het gangbare, hij doet wat hij gewend is te doen en ziet wat hij gewend is te zien. En hij kijkt naar de omgeving waarin hij loopt en leeft, zoals hij altijd er naar kijkt: het is zoals het is, niets bijzonders. De kringloop van bestaan met de daarbij horende status quo. Dat hij leeft op grond die hem eigenlijk vreemd is, is niet een gedachte die hem bezighoudt. Dat hij eigenlijk deel uitmaakt van een volk dat onderdrukt wordt in het land waarin hijzelf een vrij en veilig leven kan leiden, dat komt eigenlijk niet in hem op. 

Tot het moment dat hij als het ware overvallen wordt door een inzicht, een herinnering uit ver verleden, zijn vroegste jeugd. Een herinnering van gevaar, gevangenschap, slavernij. Van behoren tot een volk dat het onderspit delft. En hij ziet ineens iets dat anders is dan gangbaar, in het verhaal verbeeld door een brandende doornstruik, vaak ook braambos genoemd. In lichterlaaie die doornstruik. Het is heftig en pijnlijk wat het volk in die slavernij moet doormaken, het is niet om uit te houden, de zwaarte van het werk in de hitte van de woestijn. Toen in Egypte, vandaag in Quatar. Mozes realiseert zich dat hij één is met een lijdend volk dat snakt naar bevrijding. Hij gaat anders naar de realiteit kijken, hij gaat zijn leven en zijn bestaan in een ander licht zien. Waar dat gebeurt, die plek die iets anders laat zien dan hij gewend is, is heilige grond.

‘Mozes, Mozes’. En Mozes weet dat hij niet anders kan dan antwoord geven: ‘Hier ben ik’. Hier ben ik in de zin van: dit overkomt mij, dit gaat over mij, dit gaat mij aan, dit inzicht daar moet ik iets mee, ik kan niet verder leven zonder dat geheel andere en nieuwe inzicht serieus te nemen.

Een moment van inzicht, een plaats waar je leven ineens een andere wending krijgt. Een wending die jezelf niet bedacht had, maar die aan je gebeurt, die je als het ware overkomt. Dat zijn heilige momenten, heilige plaatsen. De plaats waarop je dan staat is heilige grond.

4.
Dat wil niet zeggen dat zo’n moment van inzicht altijd fijn is. De confrontatie kan heftig zijn. Wat je ziet kan zo dwars ingaan tegen dat wat je gewend bent, tegen dat wat je wilt, tegen dat wat er van jou gevraagd wordt door je omgeving, dat het je afschrikt. Het geheel andere kan je bang maken, je wendt je ervan af, je sluit je ogen, je verbergt je aangezicht: nee dat wil ik niet, dat is te radicaal, te anders, te apart van wat ik nu doen, dit is te heilig. ‘Mozes borg zijn aangezicht, hij vreesde naar God te kijken.’

Mozes is als iemand die ziet, maar het liefst wil stoppen met zien. Hij wil net als anderen weer gewoon rond de struik gaan zitten om de bramen te plukken (gedicht Brandend Braambos, E. Barret – Brownings), doen wat iedereen doet. Hij wil niet horen wat in hem tot spreken komt, hij stopt zijn ogen en oren dicht en hoopt dat het voorbijgaat. Want stel je voor, als ik daar naar luister dan moet ik er ook iets mee doen, ‘dan moest ik uw wegen gaan’ (Lied van Huub Oosterhuis, Hoor maar ik kan niet horen – VL527). Mozes wil weg van het heilige, terug naar het bekende.

Maar zo werkt het niet. Als een inzicht je eenmaal te pakken heeft dan laat het niet meer los. Dan is het bijna onmogelijk om terug te keren. Een keer bewust geworden van de schade die wij als mensheid aan de aarde berokkenen kunnen wij niet meer denken als voorheen, kunnen wij niet meer leven alsof we van niets weten. Geraakt door het lijden van de aarde en daardoor ook door het lijden van zovele armen op deze aarde, kunnen wij niet meer op oude wegen gaan, wij kunnen niet langer wegkijken en ogen sluiten, wij moeten in beweging komen, voor het te laat is.

5.
Nog is het niet te laat lijkt het verhaal te zeggen: de struik staat in lichterlaaie, maar ze verbrandt niet! Kennelijk is het nog niet zo ver dat de zaak ten ondergaat, in rook en as verdwijnt. Kennelijk is er nog redding mogelijk. Maar dan moet Mozes wel in beweging komen. Hij moet zijn inzicht als het ware omzetten in een andere levensstijl. Hij moet op weg gaan vanuit het besef dat hij deel is van dat geheel, van dat volk dat verdrukt wordt en te lijden heeft onder onrecht.

‘Ik ben de God van je vader’. Vaak staat er in vertalingen ‘van je vaderen’, en dan verwijst dit zinnetje naar wat daarna komt: Abraham, Izaäk en Jakob. Maar er staat enkelvoud: ‘je vader’. Dat wil dus zeggen dat het inzicht hem herinnert aan het feit dat hij zelf een geboren Israëliet is. De God van zijn ouders, de God van de aartsvaders en aartsmoeder uit de traditie, die God is ook zijn God.

En het is de stem van die God die klinkt: Ik stuur jou naar Farao, leid mijn volk weg uit Egypte.

Wie tot nieuw inzicht komt, staat vaak voor grote opgaven. Opgaven die je doen terugdeinzen, die je onzeker maken: kan ik dat wel, wil ik dat wel, wie ben ik dat ik dat zou moeten doen? We zijn als mens vaak beter in het formuleren van de visoenen dan in het realiseren ervan. We zitten vaak zo vast in ons geleefde leven, dat het niet eenvoudig is om eruit te stappen. Zelfs als we zien en ervaren dat het niet meer houdbaar is, blijft veranderen ingewikkeld. De bekende Egyptische vleespotten die toch wel makkelijk en bekend zijn.

Vastzitten in Egypte. Midsrajm staat er dan in het Hebreeuws. Etymologisch wordt dit in verband gebracht met angstland of benauwenis. Het is een onderdrukkend, bedrukkend en angst-makende plek. Daar zijn er vele van in onze wereld. Zowel plekken waar mensen fysiek en geografisch in moeten leven: Oekraïne, Oeganda, Jemen, Syrië, Iran. Maar ook situaties waarin je je als mens kunt bevinden: een beknellende relatie, een onveilige werkplek, of totaal opgesloten zitten in jezelf, in je eigen angstland.

6.
Waar de stem klinkt dat dit niet zo zou moeten zijn en waar je in gaat zien dat deze schijnbaar onwrikbare status quo doorbroken moet worden, daar is ‘heilige grond’. Mozes moet het volk van benauwenis en angst leiden naar vrijheid en naar goed en wijd licht land. Hij moet een ander leven gaan leiden, met een andere taak dan het weiden van de schapen. Hoe ziet ons andere, heilige leven eruit? Welke stem horen wij? En voor welke stem sluiten wij ons af? En door wie laten we ons op weg sturen?

Maar wie moet ik zeggen dat mij gestuurd heeft?, vraagt Mozes. Geef me een naam, een teken, een bewijs. ‘Ik zal er zijn’ is de Naam. De God van nieuw begin, is een andere dan al die goden die offers eisen, die de status quo in stand houden en je laten leven in angstland.  ‘Zeg maar tegen het volk: “Ik zal er zijn” heeft mij naar jullie toe gestuurd.’ Dat die stem in onze oren mag klinken.

Zeg Amen. Dat het zo moge zijn.