Koleka Putuma

Koleka Putuma

Toespraak Franck Ploum – 19 juni 2022

Serie: Geestkrachtig woorden
Poëzie van Koleka Putuma

1.
Gisteren bezocht ik samen met David Wantijpop. Een prachtig muziekfestival, dat door de gemeente Dordrecht al 25 jaar gratis wordt aangeboden aan de inwoners. Weken geleden liet David al weten dat hij er heen wilde, immers o.a. zijn favorieten Meau en Snelle zouden optreden. Geen straf om mee te gaan. Dus gisteren was het zo ver. David nam zijn eerste festivalstappen en we hebben genoten samen. Het was een feest.

Op de heenweg, we liepen te voet richting het festivalterrein, staat rechts op het trottoir een oudere vrouw met foldertjes. Ik keek haar aan en – sorry – maar ik dacht meteen: een kerkvrouw.  En ja hoor: “Meneer gaat u naar het feest?” ” Ja, wij gaan heerlijk geniet van het festival.” “Weet u dat er ook nog een ander feest is, namelijk dat van de Here Jezus?” Echt, ik doe altijd mijn best om mensen serieus te nemen in hun vragen, ook in dit soort situaties.  Dus ik zei: “Zeker mevrouw weet ik van dat feest.” En omdat ik wilde dat mijn taal ook voor haar verstaanbaar was, en bijna zeker wetende dat ze van zwaar protestants-christelijke huize was, voegde ik eraan toe: “Ik ben dominee en morgen zal ik met een hele groep mensen dat feest weer vieren.” Ze schrok enigszins, maar herpakte zich en zei “Vind u dan dat dit daarmee te verenigen is?” Het leerhuis kon beginnen “Jazeker, beide feesten zijn heel goed te verenigen” “Is de Here Jezus hier dan aanwezig volgens u?” “De Here Jezus is hier aanwezig, omdat hij is in de harten van alle mensen van goede wil.” Het bleef even stil, dat moest even bezinken. “Mag ik u dan toch een foldertje geven?” “Uiteraard mag dat.” Ik wenste haar een hele fijne dag en we liepen door.

Het foldertje vouwde ik open en er stond met grote letters: ‘Het leven is geen feest’ en vervolgens van alles over de zonden en dat Jezus die wil afwassen etc. etc. Maar dat eerste zinnetje: “Het leven is geen feest”. Het raakte me, dat deed echt pijn en ik dacht: arm mens, dat geloof jou de vreugde in dit leven zo heeft ontnomen. Dat geloof voor jou niet bevrijdend maar beperkend, kleinmakend is, angstig maakt. En dan hoop ik maar dat dat ene zinnetje dat ik tegen haar sprak over Jezus’ aanwezigheid, iets bij haar wakker mag roepen. En ik besefte weer dat hoe hartgrondig je het ook met elkaar eens kunt zijn over dingen, het altijd zinvol is, en misschien wel betekenisvol, of misschien zelfs openbrekend of helend kan zijn, dat je met elkaar serieus in gesprek blijft.

2.
Geloof dat niet bevrijdt. Daar kunnen ze in Zuid-Afrika ook van meepraten. Bijna een eeuw lang is met de hand op de bijbel een systeem van rassenongelijkheid in stand gehouden. Voor die periode is door kolonisatie eeuwenlang met de hand op de bijbel de zwarte bevolking ontmenselijkt, verhandeld, gemarteld en uitgemoord. Sinds 1994 heeft Zuid-Afrika een democratisch gekozen regering. Maar iedereen ziet dat het niet goed gaat. Voor de overgrote meerderheid van de zwarte Zuid-Afrikanen is er niets veranderd in hun sociaaleconomische uitzichtloze situatie. Een kleine bovenlaag heeft zich opgewerkt, en zoals Stef Bos zingt in zijn lied ‘tijdbom’:

de dictatuur van toen is nu de dictatuur van geld,
het kapitaal is aan de macht en Steve Biko draait zich om in zijn graf
want wat hij ziet maakt hem ziek – de tydbom tikt.

Koleka Putuma werd in 1993 geboren, een jaar voor die eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika. In 2017 debuteerde ze met de bundel ‘Collective Amnesia’ – ‘Collectief geheugenverlies’. Het debuut werd onmiddellijk een bestseller.

In de bundel bepleit ze dat een collectief geheugenverlies bestreden moet worden, namelijk dat van Zuid-Afrika, witte Zuid-Afrikanen in het algemeen, en mannen in het bijzonder. De bundel is niet alleen een aanklacht tegen neokolonialisme en een worsteling met religie die kwaad afdekt, het is ook een feministische bundel die de vrouwelijkheid, homoseksualiteit, en queer viert en eert en de man en zijn witte en zwarte mannelijke blik op de werkelijkheid bekritiseert.

Vanaf het verschijnen van de bundel is ze een van de belangrijkste jonge Zuid-Afrikaanse dichters. Haar werk raakt aan de actualiteit, is actualiteit. Het gaat over alles waar mensen tot op vandaag tegenaan lopen: ras, homofobie, macht en onmacht. En het gaat over het nog onverwerkt koloniaal verleden dat voor een groot deel het leven van de jonge generatie van na de apartheid bepaalt en kleurt.

3.
Putuma wordt geboren in de provincie Oost-Kaap en groeit op in Bellville, een voorstad van Kaapstad. Een christelijk gezin van acht kinderen en twee zelfbewuste ouders. Twee ouders die vanuit het geloof, in een vrij en eensgezind nieuw Zuid-Afrika waarin voor iedereen alles mogelijk is, ook hun kinderen stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Tot ze gaat ontdekken dat dit optimisme van haar ouders eigenlijk nergens op gebaseerd is. De regenboognatie van een vrolijk, bontgekleurd, intercultureel Zuid-Afrika waarin alle tradities en talen gelijk zijn, is een mythe. Ze zegt: ‘De regenboognatie bedekt alleen maar de rotzooi en het vuil van het werkelijke Zuid-Afrika waarin we moeten leven. Laten we de boel opruimen, vandaag!’

Met opruimen doelt Putuma vooral op het gesprek. Want dat is wellicht het grootste verwijt dat ze mensen in haar land maakt: er wordt niet over de rotzooi gesproken. Tussen blanken en zwarten niet, maar ook tussen zwarten onderling niet. We doen alsof het niet bestaat, we houden de mythe met elkaar in stand.

5.
Haar poëzie poogt het stilzwijgen te doorbreken. Dat wordt haar niet altijd in dank afgenomen. Onder witte Zuid-Afrikanen zeker niet, maar ook niet binnen de zwarte gemeenschap. In de eigen gemeenschappen krijgt ze het verwijt dat ze de onderlinge solidariteit binnen de zwarte gemeenschap doorbreekt. Een verwijt dat ze pareert door de machocultuur en de masculiene structuren in eigen kring aan de kaak te stellen, of zoals ze in haar gedicht ‘zwarte solidariteit’ schrijft:

Het lijkt alsof jullie solidariteit verankerd is
in het ondermijnen van de strijd van zwarte vrouwen.

En veel blanken hebben het er echt moeilijk mee. Zeker het gedicht ‘water’! Wanneer dat op festivals voorgedragen wordt verlaat menig blanke de zaal. En TEDx waar ze in 2015 dit gedicht voor het eerst voordroeg, vraagt haar een paar weken na haar optreden of ze toestemming geeft haar optreden online te zetten, maar het gedicht ‘water’ zal eruit gemonteerd worden. Putuma is woest. De zwarte vrouwen stem wordt weer monddood gemaakt.

4.
Ze staat echter niet alleen in haar woede. Haar woede is kenmerkend voor veel Zuid-Afrikaanse jongeren uit de zogenoemde ‘born free-generatie. Ja zeker, vrij geboren, na de apartheid, maar wel in een land waar de ongelijkheid alleen maar groter wordt. En waar de koloniale erfenis en de apartheidsjaren zorgen voor gigantische verschillen tussen arm en rijk, op het gebied van cultuur, ras, politiek, economie en grondbezit.

Ik moet bij het lezen van Putuma’s gedichten vaak denken aan Egbert Rooze. Egbert die nauw verbonden was met de protestantse kerk in Zuid-Afrika en het verzet tegen apartheid o.l.v Beyers Naudé. Nog in een van de laatste leerhuizen die hij hier gaf over de Bergrede, uitte hij zijn kritiek jegens Nelson Mandela en Desmund Tutu. Daar had hij enerzijds groot respect voor, maar niet blind voor wat er ook fout is gegaan. En een van die zaken is de snelkookpan van de waarheidscommissie, waarna alles met een schone lei moest beginnen en het verleden achtergelaten moest worden.

Maar herstellende gerechtigheid heeft nooit plaats gevonden, stelde Egbert dan steeds. Nu 30 jaar later is nog steeds 90 procent van de vruchtbare landbouwgrond in handen van de blanken, nog steeds is er geen fatsoenlijk onderwijs in de townships. Nog steeds hebben de onteigende zwarten hun goederen en land en huizen niet teruggekregen. Die waarheid deed mij altijd een beetje pijn in mijn Mandela-fan oren. Maar feit is natuurlijk wel dat hij gelijk had en heeft. En het zal die pijn zijn die in de afwijzing van de blanken schuilgaat bij het horen van een gedicht als ‘water’.

5.
In dit gedicht roept Putuma de gevoelens op die een zwarte Zuid-Afrikaan heeft bij een dagje naar het strand. De zee, het strand is niet de plek om lekker te snorkelen of te liggen zonnen. Het is de plek die herinnert aan de slavenboten, over water werd het volk ontmenselijkt en verhandeld. Het is de plek die herinnert aan het feit dat ze gedwongen gedoopt werden tot volgelingen van een blanke Jezus, met een blanke God en een blank engelenkoor. Of zoals ze verwoord in haar gedicht ‘opgroeien als Zwarte en Christen’:

De eerste man die je leert te vereren is een blanke
Dan ga je naar school en leer je hetzelfde
….
Het evangelie, zo breekt blankheid in onze huizen binnen
en duwt ons op de knieën.’

Putuma klaagt de ‘jullie’ aan in haar gedicht water. ‘Jullie, dat zijn de Witte Zuid-Afrikanen, de geprivilegieerden.

Te veel blanken spelen hier voor God.
Te veel blanken doen hier het werk van God.

6.
De jonge generatie is het zat om slachtoffer te zijn van iets waar ze part nog deel aan hebben gehad. Ze zijn het zat om aan de tafels van de blanken aan te schuiven, of aan de tafels van de kleine bovenlaag van de zwarte bevolking die geprofiteerd heeft van de ommekeer en zich vervolgens schandelijk verrijkt. Ze willen, aldus Putuma, nog onder één voorwaarde aan tafel zitten:

Nog iemand (die er uitziet als ik) stierf vandaag.
Nog iemand (die er uitziet als ik) werd vandaag vermoord.
Dat moet het gespreksonderwerp aan tafel worden
zodat we daarna deze bittere maaltijd kunnen wegspoelen met vergetelheid.

Het gesprek, dat met het einde van de waarheidscommissie verstild en verstomd is, moet weer gevoerd worden. En dat gesprek moet leiden tot helende gerechtigheid. Dan kan bevrijding pas de ruimte krijgen.

7.
Hoe water een zo tegengestelde betekenis kan hebben. Iemand zei deze week dat het lastig voorstellen is dat iets waarvan jezelf zo kunt genieten: het ruisen van de zee, de golven, de wind, dat dit voor een ander – overigens heel begrijpelijk – zo zwaar en met dood beladen is. Dat is waar.

Die tegenstelling van betekenis vinden we ook in de bijbel. Water is in eerste instantie bedreiging, doodsangst, oervloed die vernietigd. De zee staat voor ondergang. Daar tegenover wordt ‘levend’ water geplaatst, dat water komt niet van of uit de aarde, maar van God. Het water van de ondergang moet overwonnen worden. Jezus is het kwaad de baas, hij loopt over het water, hij eist van de zeestorm dat hij gaat liggen.

Zoals in de bijbel de zee symbool is voor ondergang, zo werd de zee voor de bewoners van Zuid-Afrika letterlijk, dood en ondergang: met boten kwamen de kolonisten aan land, met boten werden bewoners afgevoerd en aangevoerd, de zee is het graf voor duizenden en duizenden zwarte Afrikanen van het hele continent. Alleen het gesprek en de erkenning en de herstellende gerechtigheid kan ze tot leven wekken: dan kan de zee haar levende doden teruggeven en ze zullen verrezen staan voor de Ene, geroepen om te leven, een menselijk bestaan.

En dan gaan we zwemmen.
Gewoon voor de lol. Gewoon voor de lol.                                                           

Zeg Amen. Dat het zo moge zijn.