Schepping

Schepping

Toespraak Franck Ploum – 16 oktober 2022

GIJ, BRON VAN LEVEN – AARDE (2)
Gelezen/gezongen: psalm 8 (Gert Bremer en Huub Oosterhuis)

1.
We worden omgeven door crises. Er lijkt geen einde te komen aan de stroom van onrust en ellende die we dagelijks op ons netvlies krijgen. En ook wijzelf worden steeds meer getroffen, of ervaren de gevolgen van de onrust en crises in deze wereld. Van energierekening tot dagelijkse boodschappen en van tekort aan grondstoffen tot discussies over klimaat en gedragsverandering. Wij zijn allemaal of een of andere manier betrokken bij wat er allemaal gebeurt. De wereld is steeds meer een dorp geworden waarin iedereen afhankelijk is van elkaar, de een de ander in de tang houdt omdat hij of zij iets van de ander weet wat niet openbaar mag worden, we de gevolgen van het gedrag van de ander ervaren en waar we zelfs live de vallende bom of afgeschoten granaat kunnen volgen die op weg is om dood en verderf te zaaien.

Moedeloos zou je er van worden. Goddank dat er ook nog gewoon liefde gevierd wordt en dat mensen na 50 jaar nog steeds blij zij met elkaar en dat ook uitstralen en anderen daarin laten delen. Dat geeft weer moed en verlicht de last die we met z’n allen dragen. Dank Huub en Marleen. Het is dus mogelijk dat mensen zich op allerlei manieren liefdevol verhouden tot elkaar. Het kan anders dan de wanverhouding die we om ons heen zien en die ons gemoed bedrukt.

Het gaat immers allemaal over houding en verhoudingen, over hoe wij ons verhouden ten opzichte van elkaar, onze verhouding met onze leefomgeving, de aarde en wat zij in zich draagt, onze omgang met dieren en natuur. En wat is in dit alles de plaats maar ook de rol van de mens?

2.
Die vraag naar de plaats en de rol van de mens in het grote geheel is voortdurend aan de orde in het bijbels verhaal en ook in de psalmen. Psalm 8 is een van de scheppingspsalmen. In bijna alle psalmen die de schepping bezingen en loven, wordt ook de verbinding met de mens binnen die schepping gelegd. Niet zelden in de vragende vorm: Wat is dan de mens, dat Gij aan haar denkt? Mens, wie ben je, dat je wordt geweten? Wat ben ik dan helemaal dat Jij mij wilde?            

Dat deze fundamentele vraag naar voren komt in veel scheppingspsalmen is volgens psalmkenner Kees Waaijman niet vreemd. De scheppingspsalmen moeten we namelijk lezen – zo zegt hij – tegen de achtergrond van de Kanaänitische spiritualiteit van het veel godendom. Al deze goden hoog in hun hemel hielden zich volstrekt niet bezig met de mens, laat staan met het welzijn van de mens.

De goden voerden hemelhoog hun onderlinge gevechten en ruzies uit. Donder en bliksem, droogte en overstroming waren de gevolgen voor de mens. Hun ruzies zaaiden dood en verderf. Ook op aarde waren er vele goden: de machtigen, de koningen, de heersers, de Poetins van alle tijden, van wie de mensen ook weer speelbal waren en zijn. Ook zij keken en kijken in hun absolute heerschappij niet naar een mensenleven meer of minder. Bovendien moeten we ook nog bedenken dat goden hoog in de hemel en machtigen op aarde in het denken nauw verbonden waren: wereldlijke macht werd maar al te vaak hemels gerechtvaardigd. Met elkaar hielden ze zo de status quo in stand van arm en rijk, macht en onmacht, heersers en slaven.

De schepping in handen van goden stond dus helemaal niet in een goed daglicht. De schepping was een tegenover, een tegenstander. En de mens was overgelaten aan zijn en haar lot, was niets, een zucht, een windvlaag en weg.

In de ontwikkeling van de Thora, de vijf boeken van Mozes, komt dan ineens die Ene, met de naam ‘Ik zal er Zijn’. Daar was ineens een God die omzag naar mensen, naar mensen in de verdomhoeken, in de verdrukking. En die God, die ‘Ik zal er Zijn’, was de Ene en enige die alle leven droeg en uit de hand van de Ene was alles ontstaan. Die God had alle oervloeden getemd en beteugeld en van chaos en leegte, leefbaar land gemaakt.

Ineens waren mens en schepping geen tegenover maar bondgenoten, onlosmakelijk verbonden. En de grootsheid van die schepping, waar de mens deel van uit maakt, doet de mens vertwijfeld, verbaasd, de vraag stellen: als dit allemaal uit handen van de Ene komt, die bergen en rivieren, die bossen en die sterrenhemel, zon en maan, en ik kom ook uit de hand van die Ene, wie ben ik dan te midden van al die grootsheid, dat ik klein en nietig me gekend mag weten?

3.
Nu levert het einde van de angst voor de schepping en de hemellichamen wel een nieuw probleem op. Namelijk dat de mens en de schepping weliswaar geen tegenover meer zijn, maar dat de mens zich niet zo zeer als onderdeel maar als heerser over die schepping gaat gedragen. Die houding komen we ook in de psalmen tegen: ‘de schepping’ is aan onze voeten gelegd. God gaf de mens de opdracht om over de aarde te heersen. Niet zelden zijn teksten en gedachten als deze, die we ook kennen uit de scheppingsverhalen in Genesis, vertaald als een vrijbrief om met de aarde, de natuur en de dieren te doen en laten wat wij maar willen.

Dat heersen is dan ook een ingewikkeld begrip. En vraagt om herdefiniëring. Want hoe zou in een boek dat als rode draad heeft: bevrijding, beloofd land, wegtrekken uit angstland, sta op en ga leven, opgeroepen kunnen worden tot het onderdrukken van de een door het ander schepsel? We dienen dat heersen te lezen vanuit een ander perspectief. Het zogenoemde ‘heersen’ dient gedaan te worden vanuit het perspectief van het dienende koningschap, het dienende leiderschap dat hoort bij die Thora en bij die beweging van bevrijding.

Dat bijbelse ‘heersen’ is dus: beheren, behoeden, zorgen voor, beschermen. Niet alleen maar omdat wij in onze tijd van het begrip heersen af willen, maar omdat ik denk dat het ook echt anders bedoeld is. Wanneer de bijbel, wanneer de scheppingspsalmen – zoals psalm 8 – de afgedaalde God bejubelen, die zich in elk klein onderdeel van de schepping aan ons wil tonen, hoe zouden wij als mens van diezelfde God dan de vrijbrief kunnen krijgen om uit te buiten, te vernietigen, te verzuren en leeg te plunderen, ten behoeve van eigen gewin? Dan mag ik dus doen en laten met God wat ik wil. Dan is God van mij en span ik God dusdanig voor mijn karretje dat ik datgene waarin God zich aan mij wil laten zien mag stuk maken, mag vernietigen, mag doden.

Dan is het zelfs ook een kleine stap naar een situatie waarin we God aanroepen om ook mijn medemens te onderwerpen en te doden. God staat aan mijn kant. Dat zien we nu in de oorlog in Oekraïne gebeuren waar Poetin en de Patriarch hand in hand gaan en de oorlog religieus motiveren. Dat zagen we in de kruistochten gebeuren die toch vooral een economisch belang dienden, namelijk dat Europa toegang wilde tot de handelsroutes naar Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dat zien we al decennialang in Palestina gebeuren, waar Israël haar repressie en agressie religieus motiveert. En we zien het in Iran, waar steeds meer vrouwen en gelukkig ook hier en daar mannen, het religieuze rad dat hen voor ogen gedraaid wordt gaan herkennen en gaan zien dat niet God, maar mensen, mannen in dit geval, de vrouwen klein en onmondig en afhankelijk willen houden. Religie is een makkelijk voertuig om mensen in je gedachten mee te krijgen, voor je karretje te spannen: God wil het, God staat aan onze kant, God bless Amerika, dus doe mee en laat je horen en zien, vecht mee. Een model zo oud als de mensheid.

4.
Heersen als beheren, behoeden; de armsten, de kwetsbaarsten het meest. Ons wordt een verantwoordelijkheid in handen gegeven: behoed en beheer al wat leeft en wat is. In deze aarde hebben wij geen geschenk ontvangen waarmee we mogen doen en laten wat we willen, de ‘kroon van de schepping’ is verantwoordelijk voor het behoud en de voortgang, de toekomst van heel die aarde met al wat is en ademhaalt. Kunnen wij deze verantwoordelijkheid aan. Veelal blijkt dat we er op z’n zachtst gezegd moeite mee hebben.

Want we dragen veel te vaak helemaal geen verantwoordelijkheid voor al dat geschapene waarin God ons tegemoetkomt. En daar komt bij dat we ook nog eens de prijs van ons gedrag afwentelen op de armsten op deze aarde. Met als gevolg dat wij de techniek en het geld hebben om hogere dijken te bouwen en met stevigere huizen onszelf te beschermen tegen alle gevolgen van de klimaatcrisis, maar de armsten hun laatste stukje vruchtbaar land zien worden weggespoeld door een tsunami, of juist de woestijn en verwoestijning steeds verder zien oprukken.

Met als gevolg steeds meer oorlog om grond en grondstoffen, vruchtbaar land en steeds meer mensen vanwege klimaat op de vlucht, de grootste stromen migranten zullen in de toekomst op de vlucht zijn voor de gevolgen van de klimaatcrisis. En migranten en migratiestromen daar kunnen wij in het rijke westen maar moeilijk mee uit de voeten. Dat vinden wij ingewikkeld. Want wat wij hier hebben dat is van ons, dat hebben wij opgebouwd, en daar mag niemand aankomen. Zelden stellen we de vraag waar wat we hebben allemaal vandaag komt, wie er de prijs voor betalen. Met de schande van Ter Apel als gevolg. Hier is geen sprake van een noodsituatie, maar dit is het resultaat van jarenlange bewuste anti-migratie politiek.

Wij laten de armsten betalen voor onze welvaart. Niet alleen in kledingindustrie en productieketens, in het leegroven van grondstoffen uit het zuiden die gebruiken voor de economie van het westen, maar ook nog eens door de prijs van de klimaatcrisis op de armsten af te wentelen. Deze manier van handelen, noemt David van Reybouck, De kolonisatie van de toekomst. (Huizinga-lezing december 2021 – Leiden). Wij nemen een hypotheek op de toekomst en de afbetaling van die hypotheek laten we aan de volgende generaties. Sterker nog, die laten we aan de komende generaties in de armste delen van de wereld.

5.
Paus Franciscus schrijft in zijn encycliek over de toekomst van het gemeenschappelijke huis, Laudato Si’: Onder de roep van de armsten op deze aarde is vandaag ook de schreeuw van onze zuster moeder aarde zelf, die lijdt onder uitbuiting, leegroof en kaalslag. Vanuit dat perspectief kun je de vraag stellen wie de onderdrukte kinderen zijn en wie de schenders in psalm 8? Is het dan niet juist deze aarde die moet worden bevrijd uit onze onderdrukkende en hebzuchtige handen? De aarde die uit ballingschap geleid moet worden om weer tot bloei te komen? Daar kunnen wij onze verantwoordelijkheid oppakken. Wellicht door te gaan werken aan wat Paus Franciscus noemt, een integrale ecologie en een ecologisch bewustzijn.

Integrale ecologie tegenover een economie van verspilling, overconsumptie en van weggooien. Een ecologie waarin mens en schepping, mens en dier, waarin economie en klimaatbelangen niet tegenover elkaar staan maar in balans met elkaar worden afgewogen. En dat wij ons bewust worden van onze consumptie, verspilling en onze lotsverbondenheid met de aarde, geen bijen is geen mensheid, geen bomen is geen leven, geen vruchtbaar land is geen mensheid.

De aarde roept ons toe: kom in actie.
God kijkt ons in heel die schepping aan: mens waar ben je?
De armsten smeken ons: doe recht
De schepping vraagt ons haar te behoeden en te beheren met dienend leiderschap.
De liefde vraagt ons elkaar vast te houden en te dragen, de schepping te eerbiedigen.

Dat dat bewustzijn over ons mag neerdalen.

Zeg Amen: dat het zo moge zijn.