Uit de aarde genomen

Uit de aarde genomen

Toespraak Franck Ploum bij Allerzielen

6 november 2022

1.
Over het algemeen worden we niet graag geconfronteerd met de dood. Maar hoe je ook je best doet, de dood kom je overal tegen. Is het niet in je eigen leven, dan wel in je omgeving, in de media. Oorlogen, overstromingen, afbrekende bruggen of even niet opletten en tegen een boom. En dan ook nog de duizelingwekkende aantallen dieren die geslacht worden en vanwege ziekte moeten worden afgemaakt. De dood, als vriend, als vijand, als verderfzaaier of als genade, is dagelijkse realiteit, die realiteit buiten de deur houden is onmogelijk. En de vraag is ook of je dat wel moet willen.

Er schuilt een gevaar in het wegstoppen van de dood. Een belangrijke vraag die te maken heeft met de dood is immers de vraag naar het leven. Hoe heeft mijn leven er uit gezien? Hoe kijk ik terug en wat heb ik met mijn leven gedaan? Door de dood te verbannen verdwijnen de toetsmomenten gedurende het leven. Wie zich met regelmaat realiseert dat het leven eindig en vergankelijk is, zal vaker de vraag stellen naar de kwaliteit van haar of zijn leven. Kwaliteit die te maken heeft met de vraag: ben ik de mens die ik ten diepste ben? Lukt het me te leven vanuit mijn diepste mens-zijn? Leef ik een geroepen leven? De vraag naar onze vergankelijkheid is verbonden met de vraag naar hoe heeft mijn leven er uit heeft gezien, naar hoe ik terugkijk en wat ik met mijn leven heb gedaan.

2.
Omar Khayyam – van wie we het gedicht over ons komen en gaan hoorden – is een 12e eeuwse Iraanse dichter, wetenschapper en astroloog. Hoe scherp zet hij in twee korte verzen neer hoe wij ook als mensen van de 21e eeuw ons vastklampen aan bezit. Onze identiteit ontlenen aan wat we hebben. Wat we hebben verzameld. Wat we weten en wat we kunnen. ‘Ik ben er!’ kijk mij eens. En dan Springt plots de Dood naar voren met: ik ben er!

De rondgang van ons komen en ons gaan
Daar vind je geen begin, geen einde aan
De ware zin heeft niemand nog verstaan:
Vanwaar dit komen en waarheen dit gaan?
Steeds staat weer iemand op die zegt: ik ben er!
Bogend op welstand, goud en zilver zegt: ik ben er!
Maar op een dag, als alles gaat zoals hij wil,
Springt plots de Dood naar voren met: ik ben er!

Abu’l Fath Omar Khayyam

Als alles gaat zoals hij wil. De mens die streeft naar maakbaarheid en die zich via goud en zilver wil verzekeren van eeuwigheid is niet alleen van onze tijd, maar is er sinds mensenheugenis. Ook het boek Job getuigt daarvan, dat levensverhaal van die rijke man, grootgrondbezitter en handelaar, die alles voor elkaar had en zich onaantastbaar waande. Tot de dagen dat hij alles kwijtraakte: vrouw en kinderen, geld en goed. Hij roept God ter verantwoording. Wat is de zin van dit alles? Waarom overkomt mij dit? Wat heb ik fout gedaan?

3.
Het thema van het boek Job is onmiskenbaar de rechtvaardiging van het bestaan van een God die omziet naar de weduwen en wezen, die stem is van de ontrechten, beschermer van de rechtelozen. Bestaat die God? Bestaat die Bevrijder? En zo ja, hoe zit het dan met die God in de zaak van Job, in die situatie van ondraaglijk lijden.

Job is alles kwijtgeraakt. Hij zag zijn leven als een boom worden omgehakt, verdorren als gras, verwelken als een bloem. En dan te bedenken dat een boom weer kan uitlopen, gras weer zal ontkiemen en er steeds weer bloemen zullen opkomen. Maar zijn kinderen zijn dood en keren niet terug, zijn handel is ten gronde gericht, niets meer over van zijn economische zekerheid. Plastisch en helder wordt uiteengezet hoe het met hem ervoor staat: door God en mens verlaten, een levende dode.

Job was niet zomaar iemand. Hij was een man van aanzien, rijkdom. Geen keuterboertje maar een echte heerboer. Maar het economisch tij zat tegen en niet zo’n beetje. Niet alleen de kleine veehouders hadden last van de crisis, nee ook de grote jongens gingen eraan. De samenleving onderging een transitie in die hellenistische tijd. Er was een overgang gaande van lokale ruileconomie naar de introductie van de geldeconomie. Velen werden het slachtoffer daarvan.

Job is van welgesteld man met aanzien, land, vee en kinderen een drop-out geworden, een verliezer en hij roept God ter verantwoording. Hij spant een rechtsgeding aan tegen de God van Israël: ‘Als jij bent die zij zeggen dat je bent, waarom doe je dan niets?’

4.
Onredelijk of niet, wel begrijpelijk en ook herkenbaar. Wanneer het leven tegenzit, we lijden aan het leven, getroffen worden door ziekte, wanneer we alles kwijtraken, voelen we ons door weinig mensen begrepen en door God in de steek gelaten. En nog erger wanneer de dood ons pad kruist. Waarom God? Waarom ik? Waar ben je? Besta je nog?

Hoewel onze taal vol zit van de dood, zijn alle woorden op wanneer de dood onszelf overkomt. Alles wat er te zeggen valt, lijkt onzin te zijn geworden. En resten er alleen nog vragen. Zou het mogelijk zijn om een taal te leren waarmee we de dood bespreekbaar kunnen maken? Heldere, duidelijke begrippen die ons de weg wijzen en die antwoorden geven op onze vragen? Of is het voldoende om de vragen te stellen? Is dat al betekenisvol?

Dichters doen een poging om er over te schrijven. Ook de bijbel doet een poging en ze heeft ervaring met de dood. Wie de bijbel kent, weet dat het een realistisch boek is waarin niet te zuinig sprake is van dood, moord en doodslag. Maar de rode draad van die realistische bijbel is een andere: de God van ontferming die zich steeds weer bekend maakt met de naam: Ik Zal Er Zijn. En Ik Zal Er Zijn houdt niet op er te zijn wanneer de dood ons levenspad kruist. De ontmoeting tussen God en mens eindigt niet, maar gaat door tot over de grens van de dood heen. Hoe dan? Hoezo dan? Waar dan? Een nieuwe aarde, vol licht en brood en leven, is een geliefd beeld van profeten, maar is dat een antwoord?

5.
Ik weet dat mijn Bevrijder leeft en ik zal vanuit mijn lichaam aanschouwen. zegt Job. Is dat niet een cruciale uitspraak, waarin niet zo zeer de afwezigheid van God beschreven wordt, maar wel de ervaring dat we opgesloten in onze eigen ellende, verdriet en pijn niet meer in staat zijn God te ervaren? Dat geld en goed ons dusdanig van God heeft verwijderd dat niet God, maar wij zelf afwezig zijn?

Uiteindelijk zal Job in ere hersteld worden. Wanneer hij door duisternis en woestijn heen, weer uitzicht krijgt op levenskansen, gloort er nieuwe toekomst. Hij kan beamen dat God, de aanwezigheid van die bevrijder ook realiteit is in zijn eigen leven.

Maar ook dat maakt geen einde aan zijn fysieke dood. En ook niet aan de onze. De levensadem die wij hebben is eindig. Een mensenlichaam is niet gemaakt voor de eeuwigheid. Zoals niets op deze aarde eeuwig is, het is een kringloop van komen en gaan zegt Omar Khayaam. En de mens maakt deel uit van dat geheel dat we aarde noemen. Die verbondenheid wordt in de bijbel verbeeld in het tweede scheppingsverhaal (Genesis 2): uit stof van het aardland werd de mens geboetseerd en door levensadem in het geboetseerde te blazen kreeg de mens een levende ziel. Kunnen we die verbondenheid nog beleven? Beleven op een wijze dat we kunnen zeggen ‘Ik ben van de aarde’ en dat betekent dat er ook een tijd komt van loslaten, afscheid nemen? Dat eerste kan wellicht nog wel voor velen, maar dat laatste blijft ingewikkeld. Ook als we ons leven niet volbouwen met goud en zilver, dan zijn het nog altijd onze dierbaren die we maar moeilijk los kunnen laten. Maar het helpt daarbij wel dat we erop mogen vertrouwen dat we niet in het grote niets verdwijnen: maar dat ons levensadem, dat al wat en wie we zijn, op mag gaan in die aarde waaruit we geschapen zijn, dat die aarde ons zal omarmen in alle eeuwigheid.

Ik ben van de aarde

Ik ben van de aarde.
Zij is mijn moeder.
Zij baarde mij vol trots.
Zij voedde mij op met liefde.
Zij wiegde mij bij zonsondergang.
Zij bracht de wind naar mij toe
en liet hem zingen.
Zij bouwde voor mij een huis
van harmonieuze kleuren.
Zij voedde mij
met vruchten van haar glimlach.
Zij bestrafte mij
met het verglijden van de tijd.
En op het einde,
als ik ernaar verlang weg te gaan,
zal zij mij omarmen
in alle eeuwigheid.

Anna L. Walters
Native American